WIST U DAT 31% VAN DE MENSEN TEN TIJDE VAN HIV DIAGNOSE 50 JAAR OF OUDER WAREN
 
 
WIST U DAT VAN DE NIEUWE HIV DIAGNOSES SLECHTS 54% MANNEN DIE SEX HEBBEN MET MANNEN WAREN?

WANNEER TEST U
OP HIV

 
 
U hoort een hiv-test aan te bieden aan uw patienten met hiv-indicatoraandoeningen.
 
Daarnaast kunt u een hiv-test aanbieden aan patiënten met risicofactoren voor een hiv-infectie, hieronder vallen mannen en transgender personen die seks hebben met mannen, personen met wisselende seksuele contacten zonder gebruik van condooms, personen die drugs injecteren, personen afkomstig uit- of met een partner uit een gebied met een hoge hiv-prevalentie, ontvangers van ongecontroleerde bloed- en donorproducten, sekswerkers en de seksuele partners van net genoemde risicogroepen. 
 
Het is goed om te weten dat de huidige hiv-testen 6 weken na het oplopen van hiv de hiv-infectie kunnen detecteren. Heeft u een patient getest op hiv binnen de eerste 6 weken na risicocontact en is de hiv-test negatief, dan is er een kans dat deze test fout-negatief is en adviseren we u altijd de hiv-test later nogmaals herhalen. Een nieuwe hiv-test is ook te adviseren bij een negatieve hiv-test maar een blijvende verdenking op hiv 6 weken of later na een risicocontact.
 

BEKIJK HIER WANNEER AANGERADEN WORDT TE TESTEN OP HIV

 

24

Aandoeningen

AIDS-DEFINIERENDE AANDOENINGEN

Testen op hiv wordt sterk aanbevolen

 

Neoplasma

  • Cervixcarcinoom
  • Non-Hodgkin lymfoom
  • Kaposi sarcoom

Bacteriële infecties

  • Mycobacterium tuberculose (pulmonair of extrapulmonair)
  • Mycobacterium avium complex (MAC) (gedissemineerd of extrapulmonair)
  • Mycobacterium kansasii (gedissemineerd of extrapulmonair)
  • Mycobacterium, andere soorten of ongeïdentificeerde soorten (gedissemineerd of extrapulmonair)
  • Pneumonie, herhaaldelijk (2 of meer episodes in 12 maanden)
  • Salmonella sepsis

Virale infecties

  • Cytomegalovirus retinitis
  • Cytomegalovirus (uitgezonderd lever, milt en klieren)
  • Herpes simplex ulcera (langer bestaand dan 1 maand), bronchitis of pneumonitis
  • Progressive multifocale leuko-encefalopathie (PML)

Parasitaire infecties

  • Cerebrale toxoplasmose
  • Cryptosporidiose (diarree langer bestaand dan 1 maand)
  • Isosporiasis (langer bestaand dan 1 maand)
  • Atypisch gedissemineerde leishmaniasis
  • Reactivatie van American trypanosomiasis (ziekte van Chagas)

Schimmelinfecties

  • Pneumocystis carinii pneumonie (PCP)
  • Candida oesofagitis
  • Candida, bronchiaal, tracheaal, pulmonaal
  • Cryptococcose (extrapulmonair)
  • Histoplasmose (gedissemineerd of extrapulmonair)
  • Coccidiodomycose (gedissemineerd of extrapulmonair)
  • Penicilliose (gedissemineerd of extrapulmonair)
 

31

Aandoeningen

 
  • Seksueel overdraagbare aandoeningen (soa's)
  • Maligne lymfoom
  • Anuscarcinoom
  • Anus dysplasie
  • Cervixdysplasie
  • Herpes zoster
  • Hepatitis B (acuut of chronisch)
  • Hepatitis C (acuut of chronisch)
  • Mononucleose-achtige ziekte
  • Onverklaarde leukocytopenie/trombocytopenie (langer bestaand dan 4 weken)
  • Seborroïsch eczeem/dermatitis
  • Invasieve pneumokokkenziekte
  • Onverklaarde koorts
  • Systemische candidiasis
  • Viscerale leishmaniasis
  • Zwangerschap (vanwege consequenties voor het ongeboren kind)
  • Primair longcarcinoom
  • Lymfocytische meningitis
  • Oral hairy leukoplakia
  • Ernstig of therapieresistente psoriasis
  • Guillain-Barré syndroom
  • Mononeuritis
  • Subcorticale dementie
  • Multiple sclerose-achtige ziekte (MS-achtige ziekte)
  • Onverklaarde perifere neuropathie
  • Onverklaard gewichtsverlies
  • Overklaarde lymfadenopathie
  • Onverklaarde candida oris
  • Onverklaarde chronische diarree
  • Onverklaarde chronische nierinsufficiëntie
  • Hepatitis A
  • Community-acquired pneumonie
  • Candidiasis

05

Aandoeningen

 
  • Aandoeningen waarbij aggressieve immunosuppressieve therapie is geïndiceerd
    • Kanker
    • Transplantaties
    • Auto-immuunziekten
  • Primair ruimte innemend proces van het brein
  • Idiopathische trombocytopenische purpura (ITP)
  • Trombotische trombocytopenische purpura (TTP)